In de vroege middag van tien mei 1987 verzamelde zich een grote menigte voor het Koninklijk Paleis op Piazza Plebiscito. Ze hadden trommels en toeters bij zich. In een lang gerekt lint ging het zingend en dansend naar het zes kilometer verderop gelegen stadion San Paolo, de burgemeester voorop. Onderweg sloten meer en meer mensen zich aan. Aan gevels, daken en straatlantaarns hingen sjaals en vlaggen, de lichtblauwe zee liep over in een lichtblauwe stad.

Napels lag er tegen een uur of twee verlaten bij, je kon een kanon afschieten in het normaal zo chaotische, overvolle centrum.

De lucht tintelde van hoop en spanning. Vandaag kon SC Napoli kampioen van Italie worden, een gelijkspel tegen Fiorentina volstond. De voortekenen waren gunstig. In de Lotto – ‘het aquavit van Napels’- was die ochtend het getal 43 gevallen – ‘de god van de spelers.’ Dat kon er maar één zijn, Maradona, de belangrijkste heilige van de stad.

Het stadion was tot op de laatste plaats bezet. Schreeuwend en zingend bezworen zij de angst dat het op het laatste moment alsnog mis kon gaan. Het ging niet mis. Het stond 1-1, toen om 17.47 de scheidsrechter voor het einde van de wedstrijd floot.

Dichte rook ontnam het zicht op de spelers, onder wie zes geboren en getogen Napolitanen, die verdoofd van geluk over het veld zwierven. Supporters vielen elkaar huilend in de armen en de aardbevingsgevoelige grond in de buurt van het stadion trilde zo hevig dat de seismografen uitsloegen toen de spelers de kampioensbeker in ontvangst namen, de eerste sinds de oprichting van de club in 1926.

Vijf dagen vierde Napels uitzinnig feest, het carnaval van Rio was er een bescheiden dorpsfeestje bij. De winkels waren maar een paar uur per dag open, de kantoren verlaten. Dag en nacht klonk vuurwerk, in de straten en stegen liepen vrouwen af en aan met pannen pasta, gefrituurde ansjovissen en gevulde inktvis. Bakkers vulden de eettafels met meterslange lichtblauwe cakes. Er werden kappeletjes voor Maradona ingericht, op de muren van de pleinen verschenen metershoge muurschilderingen met zijn afbeelding. Op die tiende mei won geen club, maar een stad, het was meer dan een voetbalfeest, het was een bevrijdingsfeest.

Bij het Napolitaanse bevrijdingsfeest werden de doden uiteraard niet vergeten. Op de muur van het kerkhof Poggioreale hing een dag na de wedstrijd een groot spandoek: Che vi sit pers! (Jullie weten niet wat je mist).

Een paar dagen later kwam het antwoord: ‘A vuje chi ve la ritto? (Wie zegt dat wij het missen?)